Hulp
2002-2022

20 jaar
Hulp
2010: Hét groene hart van Merwe-Vierhavens
2010: Hét groene hart van Merwe-Vierhavens

De Voedseltuin.

Toen in de jaren negentig de Keilehaven werd gedempt met grond van de Koopgoot, ontstond bovenop het puin de Voedseltuin, waar vrijwilligers biologische groenten kweken voor mensen met een minimum inkomen.

De plek in het Merwe-Vierhavensgebied is inmiddels uitgegroeid tot een stadstuin voor de wijk, een creatieve broedplaats en een innovatieve plek voor sociale ontwikkeling. Afgelopen oktober bestond de Voedseltuin precies tien jaar. Wat is de verklaring voor het succes van deze groene verbinder aan de rand van de stad?

“Ik heb vanochtend de wintersla en bloemkool uitgezet,” zegt Kea van der Made, één van de vele vrijwilligers van de tuin. Ze wijst naar een omgeploegd stuk aarde, waar kleine stekjes uit de grond uit steken. Ze zijn in een grote cirkel geplaatst; één van de tien voedselcirkels op deze 7000 vierkante meter lap grond.

Kea is twee ochtenden per week tussen het groen te vinden. Om te zaaien, te schoffelen en te oogsten, of om andere hand- en spandiensten te verrichten. “Na het overlijden van mijn partner, moest ik mijn zinnen verzetten. Ik voelde me aangetrokken tot dit gebied. Vooral het pionieren spreekt me aan. En op deze plek kom ik tot rust.”

De groenstrook ligt achter het Marconiplein, ingeklemd tussen oude havenloodsen waar creatieven hun werkplaats of kantoor hebben. De tuin is geen strak aangelegd complex, oogt soms zelfs verwilderd. Hier wordt op duurzame wijze groenten en fruit gekweekt. Met minimale middelen zijn zitjes gecreëerd. Er is een voedselbos met fruitbomen, een kweekkas en een ontmoetingsruimte. Tussen het groen staan de beelden van de buurman: de Rotterdamse kunstenaar Joep van Lieshout. En de andere buren, de Urbanisten, hebben bij wijze van experiment een sponstuin aangelegd.

De Voedseltuin is hét groene hart van Merwe-Vierhavens (M4H), zegt directeur Erik Sterk met onverholen trots. Hij is vrijwel vanaf het eerste uur aan het initiatief verbonden. “We vieren deze week het 10-jarig jubileum, maar eigenlijk bestaan we 11 jaar. Op 10 oktober 2010 werd het huurcontract getekend. Een jaar later zijn de eerste plantjes in de grond gezet. Het was toen nog een guur en stenig gebied, waar de dames van de Keileweg nog maar net waren vertrokken.”

Verzakelijking baart zorgen

Na tien jaar is de Voedseltuin een begrip en bijna niet meer weg te denken uit het gebied. En toch is directeur Erik niet gerust op de toekomst. “Het liefst zie ik ons hier nog vijftig jaar zitten, maar Merwe-Vierhavens is een gebied in ontwikkeling. De druk voor woningbouw is groot. En in het ruimtelijk Raamwerk staat deze plek weliswaar als groenstrook ingetekend, maar niet per se als voedseltuin.”

Het huurcontract wordt aan het einde van iedere periode stilzwijgend met twee jaar verlengd. En de samenwerking met de buren is ook zó succesvol dat hij goede hoop heeft dat de tuin nog veel langer op deze plek mag blijven. Maar de verzakelijking binnen de gemeente baart hem wel zorgen.

Sterk: “De gemeente heeft moeite met burgerinitiatieven als de onze. Ze juichen het toe, maar stellen aan broedplaatsen dezelfde kwaliteitseisen als aan grote commerciële organisaties. Dan heb je dus overhead nodig, en dat willen we juist niet. Het kost ons ook veel meer dan we aan subsidie vragen. Dat is de tragiek.”

Lees ook: Tentoonstelling blikt terug op 100 jaar Merwe-Vierhavens: van stukgoedhaven tot creatieve broedplaats

Groenten halen met een strippenkaart

De oorspronkelijke grondleggers van de Voedseltuin zijn Sjaak en Clara Sies. Het bekende Rotterdamse echtpaar zat met de eerste Voedselbank van Nederland in één van de oude havenloodsen aan de Keilestraat. “Sjaak en Clara keken met hun distributiecentrum uit op dit gebied en dachten: waarom gaan we geen voedsel produceren voor de klanten van de Voedselbank?”

Vers en gezond voedsel ontbrak destijds in de voedselpakketten. Een voedseltuin zou een welkome aanvulling zijn op het basispakket. En zo startte een kleine groep vrijwilligers met het omploegen en zaaien van de schrale grond. Krampachtig probeerden ze grip te krijgen op het puin uit de Koopgoot. Meter voor meter veroverden ze het terrein en kregen na jaren arbeid de grond voldoende vruchtbaar om 500 klanten van de Voedselbank van groenten en fruit te kunnen voorzien.

Door strengere Europese hygiëneregels, moest de distributie via de Voedselbank na verloop van tijd worden gestaakt. De tuin kon ook niet op tegen de groeiende vraag van de Voedselbank. Klanten kunnen nu wel met een strippenkaart groenten in de tuin komen ophalen. En binnenkort komen de kolen en spinazie in de winkel van de voedselbank aan de Mathenesserweg te liggen.

Wat begon als een tijdelijk initiatief, is inmiddels niet meer weg te denken. En toch had dat zomaar kunnen gebeuren, aldus Sterk. “Vijf jaar geleden wilde de gemeente van ons af. Ze vonden het maar een rommeltje hier, en hadden andere plannen met het gebied. Anderen zeiden juist: dit is de mooiste permacultuur-tuin van Nederland. We zijn uiteindelijk gedwongen om een ruimtelijk plan te maken en hebben architectenbureau LoLa Landscape gevraagd een tuinontwerp te maken. Zo zijn de tien voedselcirkels ontstaan.”

Vanaf de eerste verdieping van het Keilepand is het resultaat goed te zien. Links de lage beplanting van het voedselbos en de kweekkas, in het midden de voedselcirkels en de ontmoetingsruimte, rechts de sponstuin. Daar doorheen loopt een kronkelig pad dat het atelier van Joep van Lieshout en het kantoor van lichtkunstenaar Daan Roosegaarde met elkaar verbindt.

Sterk: “We zijn een groene verbinder tussen de Nieuwe Maas en de wijk. Een park dat we zelf ontwikkelen en aanbieden aan de stad. Het park is altijd open, de tuin is vrij toegankelijk en wordt dag en nacht gebruikt. Er wordt heus wel eens wat gesloopt of stiekem geoogst, en we vinden na het weekeinde ook nogal eens de restanten van een feestje. Er slapen hier ook regelmatig daklozen achterin de tuin. Maar over het algemeen wordt de tuin met rust gelaten.”

Nooit om vrijwilligers verlegen

Het succes van de tuin is te danken aan de inmiddels honderden vrijwilligers die in de loop der jaren een bijdrage hebben geleverd. Buurtbewoners, gepensioneerden, mensen met een uitkering, cliënten van de voedselbank: allemaal dragen ze hun steentje bij. “De animo is groot,” aldus directeur Erik Sterk. “We zitten nooit om vrijwilligers verlegen.”

Momenteel zijn er ongeveer tachtig vrijwilligers actief op de tuin. Ongeveer de helft komt uit Rotterdam-West, de rest van buiten de wijk. Sterk: “Zeker nu, in coronatijd, is het een fijne plek om te zijn. Hier kan je afstand houden, je doet iets goeds voor de medemens, het is goed voor je gezondheid, en je maakt een park voor de buren.”

Het hele jaar door genoeg te doen

Kea van der Made woont in het centrum, tussen de hoogbouw. Daar kan ze enorm van genieten, zegt ze. “Maar ik ben een beetje druk, en kan ook overprikkelt raken door alle bouwactiviteiten om mij heen. In de tuin kom ik tot rust.”

De vrijwilligster valt met haar rode jas op tussen de vele tinten herfstgroen. Ze wijst naar een bloem die nog kleurt, de bijna volgroeide boerenkolen, en de merels die tussen het hoge gras scharrelen. “Er is hier het hele jaar door genoeg te doen. Je werkt in je eigen tempo en doet wat je kan. Ik neem ook vaak mijn fototoestel mee of zonder me af in het voedselbos om lekker in mijn eentje onkruid te trekken.”

Ze heeft niet per se groene vingers, maar voelde zich aangetrokken tot het gebied. Inmiddels loopt ze er al drie jaar rond. “Ik vond het als kind van net na de oorlog al heerlijk om tussen zand en steen te spelen. En het is de diversiteit aan mensen die mij aanspreekt. De vrijwilligers komen uit alle lagen van de bevolking, hebben allemaal een ander niveau of afkomst. En toch schuurt het zelden.”

Directeur Erik Sterk noemt zijn club soms gekscherend de ‘groenste, goedkoopste en gezondste zorginstelling van Nederland’. “Er lopen hier zorgtrajecten, we zijn een leer-en-werktuin en een productietuin voor maatschappelijke organisaties. Het is een veelzijdig, erkend project in de wijk, met weinig kosten, gebaseerd op een eenvoudig businessmodel. We draaien voor één derde op subsidies, halen één derde van onze inkomsten uit opdrachten en de rest komt van donaties, sponsors en de verkoop uit het winkeltje.”

Armoede-ontwikkeling

Toch heeft directeur Sterk nog wel zorgen. Zo kijkt hij de armoede-ontwikkeling in de stad met lede ogen aan. “Toen we begonnen, geneerde men zich nog dat er in Nederland een voedselbank nodig was. Moet je nu kijken: er leven in Rotterdam 80.000 mensen onder de armoedegrens en de voedselbanken kunnen het werk niet aan. Dus wat zijn we dan eigenlijk opgeschoten? Er zijn juist veel meer initiatieven als de onze nodig.”

De zorgen gaan aan vrijwilliger Kea voorbij. Liever wroet ze nog wat in de grond of plukt ze de verdorde bladeren van de tomaten- en pompoenplanten. De beloning is een warme lunch in de ontmoetingsruimte, met zelf gekweekte groenten uit eigen tuin. “Weet je dat hier de mannen het meest koken? En het is lekker joh!”

Bron: Rijnmond, geschreven door Jelle Gunneweg

Lees ook